Een klein stukje uit mijn boek

Scott zit bij me, we kijken naar elkaar, maar ik voel dat ik bloos en kijk van hem weg. Hij legt zijn vinger op mijn kin en komt met zijn lippen naar mijn oor.
‘Mag ik deze kus stelen?’ fluistert hij. Het zuchtje wind dat langs mijn oor passeert doet mijn hele lichaam beven.
Mijn hart maakt een sprongetje en we kijken terug in elkaars ogen, zijn ogen zijn donkerder dan de vorige keer. Het bruin is bijna zwart. Hij komt traag met zijn lippen dichter tegen de mijne en kijkt me diep in de ogen. We kussen en onze tongen spelen met elkaar. Ik doe mijn ogen dicht en hij kust mijn nek. Ik geef me helemaal over aan dit moment.
-
‘Scott …Scott stop!’ Hoor ik mijn broer roepen.
Ik kan niet stoppen de drang is te groot, ik voel het warm bloed in mijn lichaam stromen. Het warme zoete sap. Ik doe mijn ogen open en zie dat ik van Fleur aan het drinken ben.
Fleur? O nee, ik moet stoppen!
Mijn broer trekt nog eens aan me en ik laat mijn greep los. Hij houdt me vast maar ik word ziek van wat ik voor me zie. Fleur is wit. Is ze dood? Ze ligt met haar hoofd op de tafel, maar ik zie gelukkig beweging. Haar hart klopt nog, maar zwak, veel te zwak.
‘Domme kloot, wat doe je nu? Gelukkig dat ik je op tijd kon stoppen. Waar was je?’ Hij zegt het boos maar ik zie de bezorgdheid in zijn ogen.
‘Ik weet het niet, ik verloor de controle. Ik zag haar in het bos... ik zag haar.’
Mijn broer weet al helemaal niet waarover ik het heb. Vampieren dromen niet en dit was net een droom.